Cartoon Asbest

Conform de richtlijnen van OVAM zijn alle kunstmatige aanvullingen als asbestverdacht te beschouwen. Dit houdt in dat er in Vlaanderen heel wat lagen bestaan met een risico op aanwezigheid van asbest, zo ook (onder)funderingen van wegen.

Asbestonderzoek op (onder)funderingslagen in Vlaanderen is een delicaat werk. Voorafgaandelijk onderzoek met graven van sleuven wordt zelden gedaan in de aanloop naar de wegenwerken, gezien dit onderzoek een werf op zich zou betekenen. Ook wenst men een wegenwerk steeds binnen een zo kort mogelijk tijdsbestek uit te voeren, zodat de hinder voor de weggebruiker zo beperkt mogelijk blijft. Een stilstand van een werf door het aantreffen van asbesthoudende lagen wenst men bijgevolg zo veel mogelijk te beperken in tijd.

Onderzoek en staalname op (onder)funderingslagen valt niet onder het Bodemdecreet of de erkenning van een bodemsaneringsdeskundige. Dergelijke lagen worden niet beschouwd als grond maar als afvalstof, en vallen bijgevolg onder het VLAREMA. ABESIM beschikt hiertoe over de VLAREL-erkenning ‘MA.7.2 monsterneming voor asbest in lagen’.

Voor staalname heeft ABESIM een mobiele zeeftafel aangeschaft, die vlot inzetbaar is bij asbestonderzoek van funderingslagen. Zodra de oppervlakteverharding op het wegdek door de aannemer is weggenomen, komt de funderingslaag bloot te liggen: de weg ligt letterlijk open voor bijkomend onderzoek.

In eerste instantie wordt visueel of de fundering bestaat uit een homogene laag, dan wel er verschillende zones onderscheiden kunnen worden. Conform de procedure (MA 7.2) wordt de totale oppervlakte ingedeeld in blokken. Per blok worden voldoende sleuven voorzien (min. 2 m lengte op 30 cm breedte) en wordt het funderingsmateriaal via de zeeftafel uitgezeefd. Vervolgens wordt de fijne fractie, en indien aangetroffen de asbestverdachte grove fractie, bemonsterd, en in het labo geanalyseerd op aanwezigheid van asbest.

Op basis van de resultaten kunnen asbesthoudende zones afgescheiden worden en afzonderlijk worden afgevoerd.